Pingyao

29 juli 2011 - Pingyao, China

 

In vergelijking met Taiyuan leek Pingyao wel het einde van de wereld. Buiten de stadsmuren blijven je schoenzolen plakken aan het opgebouwde straatvuil. De vele steenkoolmijnen zorgen ervoor dat er elke dag een vers roetlaagje op de daken terecht komt. De inwoners zijn vriendelijk maar gedragen zich erg boers. Laten we het zo stellen boerser dan ik gewend ben.

Nog vreemder wordt het als je door de grote poorten de binnenstad betreedt. Het is alsof je met een tijdmachine drie eeuwen terug gaat. Bijna alle huizen in de binnenstad zijn authentiek en goed geconserveerd. En dan niet van afbreken en opnieuw een mooi gepolijste replica neerzetten. Nee, bijna alles ademt het oude China. Zeker wanneer je de noord-zuid as en de oost-west as verlaat (waar de toeristen-hot-spots zijn) en doelloos rond struint in de nauwe steegjes en af en toe een blik werpt op de binnenplaatsen.

Pingyao is echt een levend musea en gezien het aantal Nederlanders dat ik tegenkwam in de stad en omstreken is het schijnbaar een Nederlandse gemeente. De een na de andere tour groep kwam voorbij daar. Gelukkig hoefde ik mij niet aan te sluiten achter de gids en kon ik met vriendin mijn eigen gang gaan.

We zijn een dag naar Wangjia Dasuan gegaan, ongeveer 40 kilometer buiten de stad. In het traditionele China ging het de Wang Familie voor de wind. Naarmate de zaken beter gingen, werd de familie groter en daardoor breidde hun huis ook steeds verder uit, zodat je vandaag kunt rondwandelen in een waar paleis met 123 binnenplaatsen en meer dan duizend kamers. Een waar paradijs om te fotograferen, maar een ramp om de weg te vinden.

Maar dat was gisteren, toen het nog mooi weer was. Vandaag zijn we verder getrokken met de trein naar Datong. Zware buien begeleidden ons op deze rit, maar tegen de avond toen we aankwamen werd het gelukkig droog. Het is te hopen dat het morgen zo blijft want de beroemde rotssculpturen van Yungang willen we natuurlijk in het zonlicht zien.